29 juni 2010 Blönduós – Hveravellir

Vandaag is het wederom lekker weer d.w.z. stapelwolken aan de lucht en een graad of twaalf. We gaan eerst nog een stukje westelijker over de ring 1 richting het schiereiland Vatsnes. Al gauw komen we aan bij Hvitserkur en volgens de beschrijving die Sonja ergens van internet heeft geplukt moeten hier ten zuiden van zeehonden liggen. En ja hoor, het klopt. Via een paadje door het gras lopen we richting de riviermonding waar ze met een stuk of 100 liggen te zonnen op een zandbank. Het is een koddig gezicht, ze slapen nl. niet allemaal, sommige kruipen wat of draaien zich lekker om. Andere schuifelen naar het water waarin ze zich mee laten drijven met het tij. Het wordt langzamerhand vloed dus ze drijven zo de rivier op. Daarbij komen ze ook steeds dichter naar ons toe want ze zijn toch wel nieuwsgierig naar die tweevoeters aan de overkant. Het echt of ze naar ons kijken en reageren op ons geroep en gebaar.

 

Zeehonden op een zandbank Hvitserkur alias de drinkende draak

 

Dan lopen we via het strand (wat ook hier zwart is) naar de rots Hvitserkur in de zee. Deze rots lijkt op een drinkende draak maar het is maar net wat je erin ziet. Volgens een oude legende is stokvissen, vissen hangen te drogen in de windhet een trol die bij zonsopkomst in steen veranderde. We klimmen omhoog tegen de klif en rijden met de camper de kustweg het hele schiereiland rond. We komen nog langs een plek waar vissen te drogen hangen. Het is een houten installatie waaraan allerlei soorten vissen te drogen hangen. Sonja maakt rondom fotos totdat ze aan de verkeerde kant van de wind komt, wat stinkt dat zeg. Snel weer terug naar de auto.

Dan zijn we terug op de ring 1 en gaan terug naar het Oosten want we pakken de weg 35 naar het Zuiden. Nog even de tank volgooien met benzine want een benzinestation komen we voorlopig niet tegen. Ook eten we een burger, want dan hebben we dat maar binnen want het wordt een lange weg. Al gauw is de weg een gehobbel en gebobbel... niet normaal meer. De omgeving is ook niet veel, meer een en al zwarte rotsen en keien. Ze noemen het ook wel de woestijn van IJsland.

Na een paar uur komen we aan bij Hveravellir vlak onder de berg Kjolur. Hier is een primitief campingterrein maar het voornaamste is een veld met hete bronnen, waarvan er een omgetoverd is tot poedelbadje oftewel hottub. Helaas is het wel net hard gaan regenen dus we eten een broodje en pakken een boekje.

Om een uur of acht is het droog dus we trekken de zwemkleding aan en met alleen een fleecevest erover lopen we naar de hottub. En dat lopen is koud, want het is nu nog maar een graad of acht en het waait behoorlijk. Gauw de trui uit en dan voorzichtig het hete water in. Want dat is het, zeker met die bevroren voeten uit je badslippertjes. Maar we laten ons lekker zakken en zitten een kwartiertje in het hete water. Het is hier heel mooi we zitten tussen de verweerde stenen en kijken uit over een prachtig solfatorengebied. Het water is heel heet, in een hoek loopt het hete (80-100 graden) water het bad in en via de natuurlijke weg wordt dit aangemengd met koud water. We schatten het water op een graad of vijfenvijftig. We kunnen dan ook niet te lang blijven zitten dus na een minuut of vijftien ondergaan we aan de wandel naar de douche. Omdat we zo zijn opgewarmd kan dit gewoon in je badkleding, het is eigenlijk net een sauna. En door de wandeling heb je meteen het afkoelen te pakken wat je echt nodig hebt.

 

hot tub  Hveravellir (midden in IJsland)

 

Na de douche kleden we ons warm aan en gaan een wandeling maken langs alle bronnen. Er zijn er die heel veel stoom afgeven maar ook pruttelende modderpoelen en kokende waterputten. Het is een prachtig gezicht allemaal. Na de wandeling is het tandjes poetsen en gaan slapen.